Er komen mobiele camera’s op de stations van Nijkerk en Hoevelaken. Voor de plaatsing van vaste camera’s is het aantal incidenten te gering. Met dit besluit komt een eind aan een al langer slepende discussie. Diefstal van fietsen en scooters, vernieling van geparkeerde auto’s; volgens de gemeenteraad van Nijkerk is er alle aanleiding voor cameratoezicht om de veiligheid op de twee stations te vergroten. Raadsfracties baseren zich daarbij op meldingen van omwonenden en reizigers. Die bezorgdheid is overigens niet terug te zien in de statistieken. Uit gegevens van ProRail en NS blijkt dat bijvoorbeeld station Hoevelaken op het punt van veiligheid goed scoort onder reizigers (een 7,6 in 2021). Data van de politie geven een beperkt beeld. Overlast wordt niet altijd gemeld of onder een andere noemer.
Mobiele camera’s zijn duurder
Hoe dan ook gaan B en W, op aandringen van dezelfde raad, nu tot nadere actie over. Naast surveillances van politie en boa’s, een postercampagne om reizigers erop te attenderen hun fiets dubbel op slot te zetten en auto’s goed af te sluiten, wordt nu ook voorgesteld mobiele camera’s in te zetten. Die kan Nijkerk lenen van de gemeente Barneveld, maar dan alleen als ze daar niet in gebruik zijn. Daarom overweegt Nijkerk zelf mobiele camera’s aan te schaffen. Eén camera kost 15.000 tot 20.000 euro, plus jaarlijks 2000 euro voor het uitkijken van beelden.
Permanent toezicht
Vaste camera’s zijn zeker de helft goedkoper, maar die keuze stuit op verzet van de NS. Die geeft namelijk geen toestemming om een camera aan het stationsgebouw in Nijkerk te monteren. Bovendien is het aantal meldingen van overlast te beperkt voor permanent toezicht, aldus B en W. Datzelfde geldt voor Hoevelaken, waar de situatie bovendien ingewikkelder is. Er is geen stationsgebouw, het parkeerterrein ligt in Nijkerk, terwijl het station, de loopbrug en de fietsenstalling vallen onder Amersfoort.
In alle gevallen dient de gemeente rekening te houden met de privacywetgeving. Het maken van camerabeelden is alleen toegestaan in de openbare ruimte.
Bron: dagblad de Stentor
